Jeugdervaringen kunnen zo hun sporen nalaten, net zoals gebeurtenissen uit voorbije levens. Het is maar net waar je gevoelig voor bent of met welke onzichtbare bagage uit het verleden, je dit leven nu, binnenstapt.
Nu de zomervakantie nadert (of voor sommigen al begonnen is), lees ik zelf wat meer boeken van andere auteurs en stopt voor mij tijdelijk het zelf schrijven van lange verhalen. Mijn
eigen boek 'Lichte zeden onder de zoden" gaat volgende week naar de drukker.
Boeken die ik uitkies om te lezen, hebben vaak een connectie met mijn werk als regressie- en reïncarnatietherapeute of ze lijken me gewoon boeiend omdat het onderwerp me aanspreekt.
Hieronder twee leestips, waargebeurde verhalen van jongens die opgroeiden in de jaren zeventig, de zogenaamde Flower Power tijd. Vanuit regressie-oogpunt vond ik het interessant om te lezen hoe kinderen uit die hippietijd opgroeiden tot volwassenen nu. Want wat voor invloed had die 'vrije' opvoeding op kinderen?
Twee jongens worden door hun moeders min of meer aan hun lot overgelaten in een oranje/rood gekleurde omgeving. De ene jongen in Bhagwan-communes, de andere jongen in een Tibetaans klooster.
Zelf speur ik in autobiografische boeken altijd naar verwijzingen met betrekking tot vorige levens. Ik heb er slechts een paar gevonden. De auteurs waren waarschijnlijk druk genoeg bezig met het verwerken van emoties en relatieperikelen in hun huidige leven.
Van de week las ik "Helemaal alleen" van
Daja Meston
|
Een jeugd in een Tibetaans klooster |
Daja werd als 3-jarig kind door zijn Amerikaanse hippie-ouders meegenomen naar Nepal en achtergelaten bij een Tibetaans gezin. Op 6-jarige leeftijd werd hij opgeleid tot monnik in een boeddhistisch klooster totdat hij daar zelf vertrok op 17-jarige leeftijd, naar Amerika.
|
Een roodgekleurde omgeving |
Het boek begint met een hoofdstuk over Tibetaanse vrijheidsstrijders. Daja Meston beschrijft zijn jeugd, zijn hippie-ouders, zijn ervaringen als jong kind in het klooster (geen pretje), de cultuurshock als hij naar Amerika gaat als hij 17 is. De relatie met zijn moeder is lastig. Hij voelt zich als kind enorm door haar in de steek gelaten, maar ziet tenslotte in dat zij ook een vrouw met haar beperkingen is, weer beïnvloed door háár jeugdervaringen.
Ik kon twee verwijzingen vinden in Daja's boek over vorige levens, dit is er eentje van:
"Volgens mij is boeddhisme een manier van leven. Alles draait om empathie en zorg voor andere levende wezens. Het is het besef dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, zo niet rechtstreeks in dit leven, dan toch zeker in vorige levens, en opnieuw in toekomstige levens. Voor mij zat het boeddhisme nooit in de rituelen en het bestuderen van de heilige teksten. Het zin in mijn eigen wezen. Ik kan niets doen zonder mij af te vragen wat mijn daad in anderen teweegbrengt. Conflicten ga ik uit de weg. Ik kan net zo min buiten boeddhisme als ik mijn DNA kan veranderen. Het maakt deel uit van mijn geest en ziel." (blz. 260)
Daja Meston (1970-2010) zette zich vanuit Boston in (samen met zijn Tibetaanse vrouw Phuni) voor de Tibetaanse vrijheidsstrijd. Hij leerde in zijn jeugd vloeiend Tibetaans spreken en studeerde in Amerika met veel doorzettingsvermogen af aan de Brandeis University.
Daja's volharding om kennis op te doen, te willen leren, lezen en schrijven raakte me bijzonder, tijdens het lezen van dit boek. Ook het dagelijks kloosterleven is schokkend om te lezen (monikkenpolitie, weinig voedsel, lijfstraffen etc.)
|
Een jeugd in de Bhagwan-communes |
Vorig jaar las ik het boek 'De kleuren van de zon'. Hierin vertelt Tim Guest over zijn jeugd in diverse Bhagwan-communes in de jaren zeventig.
|
Oranje Bhagwan-aanhangers (Bhagwan liet zich in Rolls Royces verplaatsen) |
Als Tim 6 is, neemt zijn moeder hem mee naar een commune in het Engelse Suffolk. In die commune wordt geleefd naar de regels van de Indiase goeroe Bhagwan Shree Rajneesh. Iedereen gaat in het oranje gekleed, zingt, mediteert en streeft naar totale vrijheid en perfect genot. Tim krijgt een nieuwe naam, Yogesh, hij ziet zijn moeder nauwelijks nog.
De jongen brengt zijn jeugd door in communes in Oregon, Keulen en Poena. Als in 1985 de grootste hype van de Bhagwanperiode over is, keert Tim terug in Londen, waar hij weer gewoon naar school moet.
In dit verhaal werd ik geraakt door de moeilijkheden die Tim ondervond om zijn identiteit te bepalen en te behouden als kind en volwassene. Een nieuwe naam krijgen (Yogesh ipv Tim) zonder dat je daarom gevraagd hebt, is een vorm van identiteitsverlies.
Tim is journalist geworden (Gurdian en Daily Telegraph). Hij beschrijft zijn ervaringen poëtischer dan Daja Meston.
Daja's boek is wat chaotisch van opzet, er zitten veel herhalingen in, maar Daja's levenshouding van 'doorzetten' is daarentegen beter voelbaar in zijn levensverhaal.
Tim heeft in zijn boek foto's opgenomen, die miste ik weer in Daja's boek.
In beide waargebeurde verhalen vertolken de moeders een hoofdrol. Ze schitteren door afwezigheid. De effecten van moeders die in de jaren zeventig hun eigen spirituele zoektocht belangrijker vonden dan zelf hun kinderen opvoeden, zijn goed weergegeven. Ook het gegeven dat een kind, in welke rare omstandigheden dan ook, van zijn moeder blijft houden, komt pijnlijk duidelijk in beide boeken naar voren.
Daja had en heeft moeite met het aangaan van relaties op volwassen leeftijd. Tim liep altijd op zijn tenen (letterlijk en figuurlijk) om zijn moeder in de oranjekleurige mensenmassa terug te vinden.
"Wanneer ik zenuwachtig ben ga ik altijd op mijn tenen staan. Dat is een gewoonte die ik uit mijn kindertijd heb overgehouden, toen ik vrijwel voortdurend op mijn tenen liep om te kijken of ik mijn moeder ergens in de menigte kon ontdekken." (blz. 281)
"Tegenwoordig loop ik veel minder op mijn tenen. Langzaam maar zeker komen de botjes in mijn voeten weer op hun plaats. Als ik eraan denk doe ik de oefeningen die ik van de chiropodiste heb gekregen. Mijn hielen zijn op weg terug naar de aarde."(blz. 284).
Boeiende boeken :)
Marianne Notschaele-den Boer