|
Oorzaak van onverklaarbare niesbuien |
Plotselinge niesbuien
Lieke (24) had geen echte problemen, behalve last van plotselinge niesbuien. Daarvoor kreeg ze anti-hooikoortspillen van haar huisarts en dat verminderde de klachten. Ach,
die niesbuien, daarvan had ze maar één maand per jaar extreem veel last. Verder
ging alles zijn gangetje. Ze zat goed in haar vel, had haar vriend
- waarmee ze al drie jaar samen was - net aan de kant gezet en was daarover best
tevreden want die relatie benauwde haar. Als goede vrienden waren ze uit elkaar gegaan.
Luchtbelletjes
‘Als ik moet niezen,
kriebelt het in mijn neus. Net of er van die luchtbelletjes inzitten.’ Bij hele erge
niesbuien voelde Lieke zich ronduit beroerd, misselijk en kreeg ze ‘een wazig
hoofd’. Zoals ze zei: ‘dan heb ik geen controle meer over mezelf en denk ik, straks ga ik van mijn graatje’.
Op
mijn vraag wat het ergste kon zijn wat haar kon overkomen, antwoordde ze: ‘Geen
controle meer over mezelf hebben, buiten bewustzijn raken en niks meer weten.
Dan leef je niet.’ Na zo’n niesbui voelde het ‘alsof ze flauw was
gevallen’. ‘Mijn onderlichaam is dan helemaal slap, tot onder aan toe.’
In de beginjaren van mijn
praktijk maakte ik gebruik van hypnotische inducties om een lichte vorm
van trance op te wekken. Tegenwoordig werk ik op een andere manier met vorige
levens, maar toen liet ik Lieke plaatsnemen op een ligbank
en vroeg haar de ogen te sluiten en zich te concentreren op haar niesbuien en
de daarbij horende gedachten die in haar opkwamen. Ze werd er zenuwachtig
van en kreeg een weeïg gevoel in haar buik. Met het meer en meer concentreren op de
gedachte: ‘Ik heb geen controle meer over mezelf’ kreeg ze een ‘eng, slap
gevoel in haar armen en benen’. Witjes lag ze op de bank. ‘Er komt niets bij me
op hoor, ik ben helemaal slap.’
Ik liet haar contact
maken met de laatste keer dat ze zo’n vervelend lichaamsgevoel had gehad, in een andere tijd en
plaats… en de volgende gebeurtenissen ontvouwden zich. Lieke herinnerde zich een vorig leven als jonge vrouw.
|
Wat als je niet kunt zwemmen in een vorig leven...
|
Een naderend huwelijk
‘Ik moet wegrennen,
ze komen achter me aan!’ Ze is een jaar of twintig en rent alsof haar leven
ervan af hangt. Ze vlucht uit een middeleeuwse burcht, rent onder een stenen boogpoort door, de brug van de
slotgracht over naar een bosrijk gebied. Ze rent… en rent. Ze is bang, heeft
steken in haar borst van het rennen en haar benen worden zo moe…
Uitgeput
verstopt ze zich in een greppel. ‘Als ze me hier maar niet zien.’ Ze is bang, haar
lippen zijn droog, ze hijgt als een bezetene. Haar benen voelen slap aan van
het rennen. ‘Ik heb geen controle meer over mezelf’, hijgt ze.
Hard rennen is geen dagelijkse bezigheid voor een jonkvrouwe in nood. Helaas wordt ze door de
achtervolgers, dit blijken mensen van de huishouding te zijn, gevonden
en teruggebracht naar de burcht. Daar staat een man haar
bulderend van het lachen op te wachten. Haar toekomstige echtgenoot. Hun huwelijk is lang tevoren door anderen overeengekomen, maar ze mag hem niet.
Onder zijn honend gelach sjokt ze moe en verdrietig richting torenkamer. ‘Ik
wil niet met hem trouwen. Ik mag hem niet, maar ik kan er niet onderuit.’ In de torenkamer
aangekomen ziet de jonkvrouwe haar (overigens prachtige) trouwjapon
klaar hangen. Dit is teveel van het goede, ze voelt zich beroerd, er is geen weg
terug. ‘Mijn doodvonnis is getekend.’ De trouwjurk zien is de laatste druppel. ‘Zo
wil ik niet verder.’
De toekomstige bruid is
zo wanhopig bij het aanschouwen van haar huwelijkskeurslijf dat ze zich door
het kleine vensterraam van de torenkamer heenwurmt naar buiten. Met een
ijselijke gil stort ze zich naar beneden, richting slotgracht. Eerst raken haar
benen het vieze donkergroene water, daarna gaat ze kopje onder. ‘Ik kan niet zwemmen!’
Paniek! Wanhopig probeert ze haar hoofd boven het kroos te houden.
Haar mond en neus prikken, ‘met van die rare luchtbelletjes.’ Ze niest, proest, hapt
naar lucht, zwaait met haar armen tot haar hoofd zwaar wordt. Het laatste wat
ze nog zeker weet voor ze verdrinkt is: ‘zolang ik die belletjes in mijn neus
voel ben ik er nog.’
Na de dood bijkletsen
Als ik Lieke vraag wat er na de dood van de jonkvrouwe gebeurt, vertelt ze dat ze elegant opstijgt vanuit het slotgrachtwater om haar dode lichaam achter zich te
laten. ‘Eerst die akelige vent zeggen wat ik
van hem vind!’ (Bij reïncarnatietherapie wordt vaak ‘het tussenbestaan’
gebruikt, een metafoor voor het gebied tussen twee levens in. In dit
denkbeeldige gebied kunnen onaffe zaken alsnog worden afgerond, er kan
hereniging plaatsvinden tussen mensen die elkaar in het leven ervoor kwijt zijn
geraakt, gesprekken worden gevoerd met mensen uit het voorgaande leven etc.) In Liekes geval is
duidelijk iets nog niet goed afgerond.
Er volgt een kort, denkbeeldig gesprek tussen de bijna-echtelieden. Ze legt hem uit dat ze absoluut niet met hem wilde trouwen.
Uit het torenraam springen was toen de enige uitweg, met haar huwelijkskandidaat viel in dat leven niet te praten. Hij reageert laconiek: ‘Over gearrangeerde huwelijken werd
niet gesproken in die tijd, dat hoorde zo.’
Lieke doet alsnog haar
geëmancipeerde huidige zegje en de man belooft beterschap voor een volgend
leven. Gerustgesteld neemt de jonkvrouwe afscheid van haar dode lichaam en gaat
met haar zielsenergie verder omhoog, naar een plek waar ze ‘uit kan rusten’, bijkomen van alle emoties.
Verschil en overeenkomst
Als Lieke weer kleur op
haar huidige wangen krijgt, vallen er voor haar puzzelstukjes op z’n plaats.
Zoals over de maand waarin ze altijd het meest last van haar niesbuien heeft.
Het is de maand waarin ze ‘moest trouwen’ in dat vorige leven. Dat ze de
afgelopen weken zoveel niesbuien heeft gehad snapt ze meteen. Ze heeft net haar
vriend aan de kant gezet. Hij probeerde steeds fanatieker Lieke
over te halen met hem te trouwen. ‘Ik was daar nog lang niet aan toe, ook al
mocht ik hem graag.’
Als ik informeer naar het
verband, overeenkomst of verschil tussen de man waarmee ze moest trouwen en haar huidige ex-vriend,
zegt ze: ‘Nou, gek hoor. Wat ik toen niet kon, heb ik nu wel gedaan. We
hebben lang gepraat over waarom ik niet wilde trouwen en waarom ik er nog niet
aan toe was. En het was net of ik alles voelde, alsof ik weer verdronk. Stom, ik raakte zo in paniek dat ik dacht dat ik echt niet
meer kon zwemmen terwijl ik gewoon alle zwemdiploma’s heb. En dan die maffe luchtbelletjes die ik voelde in mijn neus…’
Het duurde nog een
kwartier voordat het werkelijk duidelijk werd: ‘Tjee, ik hoef dus helemaal
geen belletjes in mijn neus te voelen of te niezen om te weten dat ik leef!’
Precies. Dat gold voor de jonkvrouwe, niet voor Lieke.
Liekes onverklaarbare niesbuien verdwenen overigens na deze sessie. Wat een beetje inzicht in het verleden al niet kan bewerkstelligen.
Wil je meer van dergelijke praktijkverhalen lezen? Kijk op mijn website voor gratis e-books of bestel een van mijn andere boeken bij bol.com.
(c) RHA Publishing - cliënte gaf toestemming voor dit verhaal. Eerder gepubliceerd op de website van Marianne Notschaele.